Empathy map

Leef je in in de gebruiker

 

 

Wat is het?

Een empathy map is een hulpmiddel om je te verplaatsen in de gebruiker van de interventie die je gaat ontwikkelen. In een empathy map vat je in één A4-tje overzichtelijk samen wat je over de gebruiker te weten bent gekomen.

 

Wanneer gebruik je het? En waarom?

Je gebruikt deze techniek aan het eind van de onderzoeks- of empathize-fase van je project.

 

Een goede interventie is gebaseerd op een diepgaand begrip van de mensen waarvoor je het maakt. Wie is de gebruiker? Wat doet hij/zij? Wat denk hij/zij? Wat wil hij/zij bereiken? Waar loopt hij/zij tegenaan? Wat heeft hij/zij nodig? Waar wordt hij/zij gelukkig van? In de onderzoeksfase van je project probeer je een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de mensen voor wie je een interventie gaat ontwikkelen. Je probeert als het ware in de huid van de gebruiker te kruipen en de wereld vanuit zijn/haar gezichtspunt te bekijken.

 

Een empathy map maak je aan het eind van de onderzoeksfase van je project. Het is een handige manier om overzichtelijk samen te vatten wat je in de onderzoeksfase van je project over de gebruiker te weten bent gekomen. Op één A4-tje maak je aan de hand van steekwoorden een persoonsbeschrijving van de gebruiker. Het doel is om op deze manier tot een scherp en het liefst ook vernieuwend inzicht in de (fundamentele) behoeften van de gebruiker te komen. Met dit inzicht kun je in de volgende fase van je project een concrete invalshoek voor je project te kiezen; op welke (fundamentele) behoefte van de gebruiker moet het personeelsinstrument dat jij gaat ontwikkelen inspelen?  

 

Hoe pas je het toe?

Het maken van een empathy map doe je als volgt:

  • Verdeel een stuk papier of een whiteboard in negen vlakken (maak een tabel van drie kolommen en drie rijen).
  • Plak in de middelste cel van de tabel een foto of afbeelding van de gebruiker. Geef de overige acht vlakken van linksboven naar rechtsonder de volgende namen:
    • Wie is de gebruiker? Waar woont hij/zij, Waar werkt hij/zij, Welke opleiding heeft hij/zij? Etc.?
    • Wat doet de gebruiker? Wat is zijn/haar rol? Wat is zijn/haar belang, wat is zijn/haar doel? Welke activiteiten, handelingen en werkzaamheden verricht hij/zij? Wanneer is hij/zij succesvol? Etc.
    • Wat ziet de gebruiker? Hoe ziet zijn/haar directe omgeving eruit? Wat voor meubels, objecten, materialen en apparaten bevinden zich daar? Welke mensen bevinden zich in zijn/haar omgeving? Wat doen die mensen? Etc.
    • Wat hoort de gebruiker? Wie zijn zijn/haar collega’s, klanten, relaties en vrienden? Wat zeggen die tegen hem/haar? Etc.
    • Wat zegt de gebruiker? Met welke mensen praat de gebruiker? Wat zegt hij/zij tegen die mensen? Etc.
    • Welke ‘pains’ ervaart de gebruiker: Wat zit de gebruiker dwars? Welke problemen ervaart de gebruiker? Wat zijn zijn/haar frustraties? Wat zijn zijn/haar angsten? Waar baalt hij/zij van? Etc.
    • Welke ‘gains’ ervaart de gebruiker: Waar beleeft de gebruiker plezier aan? Wat geeft de gebruiker voldoening? Waar wordt hij/zij blij van? Wat motiveert men/haar? Wat vindt hij/zij belangrijk? Etc.
    • Wat verandert er voor de gebruiker door het ontwerp? Wat doet hij/zij anders? Wat ziet, hoort, zegt hij/zij anders? Wat denkt, voelt hij/zij anders? Wat kan, bereikt hij/zij anders? Etc.
    • Vul de vakken met de informatie en inzichten die je in de empathize-fase hebt verzameld.

 

Nadere informatie